- blik
- {{blik}}{{/term}}I 〈de〉1 [algemeen]regard 〈m.〉♦voorbeelden:1 een geoefende blik • un oeil exercégretige blikken op iets werpen • dévorer qc. du regardeen door tranen omfloerste blik • un regard voilé de larmeseen ruime blik hebben • avoir les idées largesvernietigende blikken • regards foudroyantsiemand een welwillende blik gunnen • accorder à qn. l'aumône d'un regardiemand geen blik waardig gunnen • ne pas daigner regarder qn.hij heeft me geen blik waardig gekeurd • il ne m'a pas jugé digne d'un regardeen blik laten vallen op • poser son regard surzijn blik verruimen • élargir son horizoneen blik op iemand werpen • jeter un regard sur qn.iemand met geen blik verwaardigen • ne pas daigner regarder qn.II 〈het〉1 [plaatstaal] fer-blanc 〈m.; meervoud: fers-blancs〉2 [doos, bus] boîte 〈v.〉(en fer-blanc)3 [voorwerp om vuil op te vegen] pelle 〈v.〉à poussière♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 een hoop blik • un tas de ferraille2 een blikje sardines • une boîte de sardines〈ironisch〉 een blik agenten opentrekken • taper dans la réserve des agents de policein blik • en boîte3 stoffer en blik • la pelle et la balayette
Deens-Russisch woordenboek. 2015.